Waakzaamheid is geboden: grote vragen bij het proces-Abou Jahjah

De strafrechtelijke veroordeling, eind 2007, van AEL-leiders Ahmed Azzuz en Dyab Abou Jahjah moet iedereen verontrusten die begaan is met democratie en gerechtigheid. Dat schrijven 33 intellectuelen, kunstenaars en opiniemakers.

Het zware vonnis - 1 jaar effectieve celstraf en een schadevergoeding van meer dan 5.000 euro - komt er pas volle vijf jaar na de vermeende
feiten, op basis van een bewijslast die op tal van punten grote vragen
oproept. Als burgers die bekommerd zijn om onze rechtsstaat, is het
onze plicht hiertegen te protesteren.

De indruk bestaat dat dit proces het sluitstuk vormt van een jarenlang volgehouden poging van politiek, media en gerecht om de betrokkenen en hun organisatie te demoniseren en criminaliseren - een opzet dat zijn politieke climax kende toen premier Guy Verhofstadt in het parlement de arrestatie van Abou Jahjah aankondigde en het principe van de scheiding der machten (een fundament van de rechtsstaat) met voeten werd getreden. Sindsdien zijn alle mogelijke beschuldigingen in de
media gebracht: tegenwerking van het politiewerk, antisemitisme,
illegaal wapenbezit, financiering met bloeddiamanten, bezit van kinderporno, het oprichten van een privé-militie... Geen enkele aantijging kon worden hardgemaakt en na vijf jaar werd uiteindelijk maar één klacht behouden: het aanzetten tot rellen en weerspannigheid tegen de politie, na de moord op Mohamed Achrak, een islamleerkracht, in Antwerpen, op 26 en 27 november 2002.

De kroongetuige op wie de rechter zich beroept voor zijn interpretatie van Abou Jahjahs optreden (een politieagent die Abou Jahjah in het Arabisch zou hebben horen oproepen tot verzet), is niet aan een kruisverhoor onderworpen of geconfronteerd met andere getuigen. Op het argument van de verdediging dat de jongeren geen Arabisch verstaan, alleen Nederlands of Berbers, antwoordt de rechtbank niet.

De vraag van de verdediging dat commissaris Luc Lamine zou worden ondervraagd over zijn verklaring ten ontlaste van Abou Jahjah, in het weekblad Humo, is afgewezen.

De rechter erkent dat de beklaagden pas meer dan 3 uur na het begin van de ongeregeldheden ter plaatse kwamen. Toch worden zij persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de rellen en de toegebrachte schade, want zij zouden hun 'morele gezag' bij de jongeren niet aangewend hebben om de gemoederen te bedaren. De wettelijke basis voor dat argument is artikel 66, 5de lid van het Strafwetboek. Het artikel kwam er na de grote arbeidersstakingen van... 1886 en was bedoeld om leiders van vakbonden aan te pakken door ze te vervolgen voor standpunten in woord en geschrift die rellen zouden
uitlokken. Juristen plaatsen ernstige vraagtekens bij dit artikel, want
het druist in tegen het recht op vrije meningsuiting en dus tegen het
Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Als die argumentatie ingang vindt in de rechtsspraak kunnen bijvoorbeeld vakbondsleiders die bij een staking niet aanzetten tot werkhervatting voor de strafrechter worden gedaagd.

Op geen enkel ogenblik is rekening gehouden met de context waarbinnen de ongeregeldheden plaatsvonden: de opkomst van een contestatiebeweging bij allochtone jongeren, op Europees, Belgisch en met name ook Antwerps niveau, en de gecrispeerde reactie daarop vanwege politici en ordehandhavers; ook de hevige verontwaardiging bij de Antwerpse jongeren over de moord op Mohamed Achrak en de wijze waarop de politie de ongeregeldheden heeft trachten in te dijken, én de inspanningen vanuit de allochtone gemeenschap om de gemoederen te bedaren. De juridische expert van Gazet van Antwerpen besluit: 'Wanneer de AEL-zaak gecontextualiseerd wordt, krijgt men een ander beeld en die contextualisering is nuttig om, bij veroordeling, de strafmaat te individualiseren. De rechtbank doet niets van dit alles.'

Gelet op de grote twijfels die het vonnis oproept, de gevaarlijke precedenten die ermee geschapen worden en het feit dat beroep tegen de beslissing is ingesteld, lijkt het ons geboden dat:

1. de verdere procesgang met de grootste aandacht wordt opgevolgd;

2. de beklaagden in hun beroepsprocedure over alle rechtsmiddelen kunnen beschikken opdat lacunes van het onderzoek en tekortkomingen van het vonnis alsnog kunnen worden rechtgezet;

3. erover gewaakt wordt dat de maatschappelijke belangen gevrijwaard blijven op het vlak van de democratische rechten, en dan vooral van het recht op vrije meningsuiting, van alle inwoners in dit land.

Terwijl er bij de ondertekenaars geen eensgezindheid hoeft te bestaan over de standpunten van de AEL, is er een duidelijke eensgezindheid dat de veroordeling van Dyab Abou Jahjah en Ahmed Azzuz een gevaarlijke bedreiging vormt voor een van de meest elementaire basisrechten van onze democratie, namelijk: het recht op politieke mobilisatie en emancipatie, ook vanwege minderheidsgroepen.

Keltoum Belorf (Indymedia), Sarah Bracke (academica), Bambi Ceuppens (academica), Ludo De Brabander (vredevzw), Lieven De Cauter (KUL), Herman De Ley (UG), Sarah De Mul (academica), Ludo De Witte (publicist), Mohamed El Omari (Divers & Actief), Nadia Fadil (KUL), Jan Goossens (KVS), Paul Goossens (publicist), Jaap Kruithof (UG), Rudi Laermans (KUL), Rachida Lamrabet (schrijfster & CGKR), Tom Lanoye (auteur), René Los (ecologist), Albert Martens (KUL), Tom Naegels (publicist), Dany Neudt (KifKif), Zohra Othman (advocate), Paul Pataer (Mensenrechten), Alain Platel (Les Ballets C de la), Han Soete (Indymedia), Youssef Souissi (VOEMvzw), Birsen Taspinar (psychologe), Philippe Van Parijs (UCL), David Van Reybrouck (schrijver/KUL), Etienne Vermeersch (UG), Luk Vervaet (CLEA), Jogchum Vrielink (KUL), Sami Zemni (UG), Walter Zinzen (publicist)